Website (in het Frans) : Let’s Religion.
In de herfst van 2008 zet het collectief Transquinquennal een project op met de titel Blind Date, dat wordt uitgewerkt in de vorm van tien opeenvolgende stukken die worden getoond in Théâtre Varia in Elsene, een blog in realtime gedurende het hele creatie- en toonproces, en later een publicatie. Zoals de titel suggereert, is een van de krachten achter het project de wens van het collectief om onwaarschijnlijke professionele ontmoetingen te hebben die hen in een volkomen nieuwe en zelfs onaangename werksituatie kunnen plaatsen, met de bedoeling het creatieve proces te dynamiseren. Het principe voor het collectief, dat bestaat uit de drie auteur-acteurs Bernard Breuse, Miguel Decleire en Stéphane Olivier, is om elke week een nieuw stuk te creëren, tien weken lang, op basis van een onderwerp dat hen wordt voorgesteld door telkens een geheime gast die actief is in diverse domeinen gaande van de wetenschap via de journalistiek tot de psychoanalyse. Elke maandagochtend ontdekken ze de identiteit van die geheime gast, vernemen ze wat het onderwerp is dat die schriftelijk geformuleerd heeft, en ontmoeten ze ook nieuwe medewerkers die buiten hun weten om werden gekozen door een vertrouwenspersoon en met wie ze het spektakel op poten zetten gedurende een week, tot vrijdagavond zeven uur, wanneer het stuk een enkele keer opgevoerd wordt. Die medewerkers komen, in tegenstelling tot de gasten die onderwerpen voorstellen, voornamelijk uit artistieke milieus, maar niet exclusief uit het theater. Een tekenaar van stripverhalen, een cineast of dansers volgen elkaar op bij het collectief om voorstellen te formuleren, waarbij ieders artistieke praktijk op de proef wordt gesteld, de algemene conventies van de theatrale voorstelling die plotseling kan verschijnen als een bewoonde sculptuur, als een denkbeeldig landschap, gesuggereerd door een stille en mysterieuze plaatsing van objecten en personages in de ruimte. Of als een vertraagde psychedelische televisieserie op het scherm en in de realiteit.
Bij de tiende en laatste voorstelling van het Blind Date-project ontmoet Transquinquennal – nog altijd volgens dezelfde improvisatiemode – het beeldende kunstenaarsduo Simona Denicolai & Ivo Provoost met wie ze werken aan een onderwerp dat voorgesteld werd door de juriste Emmanuelle Bribosia. Dat onderwerp behandelt de complexe juridische kwestie van ‘het redelijk vergelijk inzake religie’, dat kan worden samengevat als het uitdrukken van de moeilijkheden die Justitie ondervindt om er in te slagen een samenhang te handhaven tussen wettelijke en feitelijke gelijkheid; dat wil zeggen, het vermijden van obstakels om er voor te zorgen dat wetten, die verondersteld worden ieders vrijheid te garanderen, niet toevalligerwijze leiden tot de discriminatie van enkelen. Die juridische samenhang is bijzonder kwetsbaar in een religieuze context, die tegelijkertijd heel dicht bij en heel ver van het burgerlijke leven staat, waarvan de typische en de innerlijke principes niet altijd een weerklank vinden bij die waarop de samenleving in haar geheel geacht wordt te zijn gebaseerd. Het meest gemediatiseerde voorbeeld is het verbod om gemaskerd op straat te komen, wat leidt tot het uitsluiten van sommige vrouwen die volledig gesluierd zijn uit geloofsovertuiging.
Na die gerichte samenwerking, die intense artistieke affiniteiten aan het licht heeft gebracht, in het bijzonder geprikkeld door het onderwerp religie in het kader van het Blind Date-project, zijn Transquinquennal en Denicolai & Provoost op het idee gekomen om hun samenwerking door te zetten en er een extra dimensie aan te geven.
Onder de generieke titel Let’s Religion stellen ze zich tot doel om de sociale inzet die door een voorstel als dat van de juriste Emmanuelle Bribosia aan het licht gekomen is, grondig te onderzoeken, door een eerste a fortiori onbetamelijke geste te doen: een brief sturen naar alle religieuze congregaties in België die beschikken over een minimale verbinding met het grote publiek. In die brief vragen ze op een eerlijke en respectvolle mogelijke manier “welke opdracht een cultus vandaag de dag aan kunstenaars zou geven”. De verschillende godsdiensten, van de meest officiële tot de meest marginale, worden uitgenodigd om een opdracht te geven met een thema en volgens een beschrijving naar keuze, waarop de kunstenaars zich voornemen te antwoorden met hun eigen artistieke middelen, antwoorden die vervolgens worden voorgesteld aan een publiek in de ongewone context van een ‘performatieve beurs-tentoonstelling’.
Vertrekkende van de vaststelling dat kunstenaars en gelovigen bewogen worden door eenzelfde geloof in het absolute, dat ze gedurende millennia met elkaar hebben kunnen delen vóór elk van de beide kampen er de zin en de invloed van begreep, zetten Transquinquennal en Denicolai & Provoost de stap om het gesprek weer aan te knopen, niet met de bedoeling om een nieuwe vorm van mystieke of transcendentale creatie te postuleren, maar veeleer door het idee van geloof te bevragen en dan voornamelijk de neiging die het heeft om een sociale band te scheppen op in zekere zin universele gronden (op dezelfde manier als waarop de gerechtigheid die wordt gepersonifieerd door de juriste Emmanuelle Bribosia grootmoedig, maar wellicht altijd met een lengte achterstand, tracht om alle gevoeligheden in een gelijke en welwillende regel onder te brengen). En dat in een tijd waarin het geloof en de sociale binding verdampen.
Die ambitieuze hereniging van kunst en religie gebeurt, in het geval van het initiatief van Denicolai & Provoost en Transquinquennal, niet zonder kennis van de algemene context waarin ze past. Het is niet de bedoeling om nog een individualiteit te creëren door dat hypothetische duo kunst-religie in een ivoren toren af te zonderen van de rest van de wereld zoals die vandaag de dag is, zonder dat ze zelfs tot inkeer gekomen zijn over hun diepe tegenstellingen, maar veeleer om ze er helemaal in onder te dompelen, om ze eraan te toetsen en er zo de verhoopte neerslag aan te onttrekken. De hele omtrek van het panorama moet worden voorgesteld, zoals bijvoorbeeld in het Museum van Waterloo, waarin een blik van driehonderdzestig graden alle details overziet van het slagveld dat geschilderd is op een doek van honderdtien op twaalf meter door de Franse militaire schilder Louis Demoulin.
Opdat het panorama overeenstemt met de realiteit en het tegelijkertijd de meest geschikte ruimte is voor diverse discoursen in de geest van een liberale democratie waarop het zich ontrolt en die de dageraad van de eenentwintigste eeuw karakteriseert waarin we ontwaken, is het van belang om een intermediaire plaats en formule te vinden die voor iedereen past. Een plaats en een formule die, kortom, voldoende neutraal en kneedbaar zijn voor iedereen.
Daarin profileren zich enerzijds de performatieve beurs-tentoonstellingsruimte en het principe van de opdracht anderzijds. De performatieve beurs-tentoonstelling lijkt een polyvalente plaats te zijn, op het kruispunt van de artistieke praktijken van Transquinquennal en van Denicolai & Provoost, maar ook van de religieuze praktijken en die van heel wat andere facties, omdat ze nu eens lijkt op een concilie, dan weer op een internetforum, op een parlement of op een kunstbeurs (naar het voorbeeld van de bekende ArtBrussels-beurs die in de lente plaatsvindt op de Heizel en die voorafgegaan wordt door het huwelijks- en het vastgoedsalon), en zelfs op een televisiestudio of een shoppingcenter: wereldwijd bekende plaatsen, dus. De opdracht is wat kunst en religie historisch op een zo prozaïsch mogelijk niveau verenigt. Ze is de kleinste gemene deler tussen die twee werelden, maar ook de meest concrete, en die relatie tussen het bestellen van een product, een dienst (hier artistiek) is ook wat het grote aantal uitwisselingen die plaatsvinden in onze hedendaagse wereld op een onmiskenbare manier karakteriseert.
Ook als de performatieve beurs-tentoonstelling en de opdracht voordelige intermediaire formules blijken te zijn, kunnen ze contraproductief zijn wanneer we ze bekijken onder een andere hoek.
Let’s Religion, geconcipieerd door Denicolai & Provoost en Transquinquennal stelt voor aan de toeschouwers en aan iedereen die in contact komt met het project, met inbegrip van de makers, om zich bewust te worden van de ambivalentie die het beheerst en die, op metaforische wijze, de gehele samenleving beheerst. Naar ieders zin worden argumenten ontwikkeld voor of tegen de metaforen van de performatieve beurs-tentoonstelling en van de opdracht. Sommigen zeggen dat de performatieve beurs-tentoonstelling hét voorbeeld is van het minimalistische en onpersoonlijke type dat ons meer en meer schijnt te omringen (en waarbij zelfs het dessin en de materialen op voorhand worden geraden). Anderen vinden daarentegen dat het, zoals de binneninrichting van een metrostel, gepast is om in een ruimte waarin een groeiend aantal mensen leven en rondlopen voor het meest eenvoudige, het meest praktische en het meest resistente te gaan.
Wat de opdracht betreft, beweren de eersten dat ze het symbool is van het toenemende commercialiseren van menselijke relaties, van onze tendens om anderen beperkingen op te leggen en daarmee onze wereldvisie en a fortiori onze onmogelijkheid om een relatie te bedenken die niet economisch van aard is. De tweeden houden vol dat we daartegenover in het principe van de opdracht een echt gemeenschapsproject kunnen zien. Of de opdracht levert een fundamenteel debat op over geloof en overtuiging, of de opdracht en haar beperkingen zijn in staat om ze te dynamiseren en te emanciperen, in plaats van de creativiteit of ieders overtuiging te verstikken. Ieder die deelneemt aan dit project, gaande van de kunstenaars over de religieuze congregaties tot de toeschouwers, zal inmiddels een standpunt hebben ingenomen.
Yoann Van Parys (april 2012)
Vertaald door Joris Vermeir